Hond

‘Sinds wanneer hebben jullie een hond?’ De buurvrouw kijkt me vragend aan. Ik kijk opzij en zie de wolf wegsprinten het weiland in.

‘O, eh… niet!’ hakkel ik. ‘Ik bedoel, hij is van familie. Ik pas op ‘m. Mijn zus is met vakantie.’ Opgelucht met mijn smoes kijk ik haar aan.

‘Een oppashond! Leuk! Hoe heet ie?’

‘Eh.. Wolf!’

Ze grinnikt. ‘Origineel voor een wolfshond!’ Haar hond trekt ongeduldig aan de riem. Ze hangt schuin aan de riem om het dier tegen te houden. Maar de hond is te sterk.

‘Ik zie dat ‘ie geen halsband om heeft, maar dat zou ik wel doen hoor! roept ze nog. ‘Ze controleren hier geregeld!’ Ze zwaait terwijl ze met grote passen haar hond probeert bij te houden.

Ik zwaai terug en zie dat de wolf in de verte zijn kop naar me toe draait. Hij neemt een aanloop en is in een paar sprongen bij me. ‘Pfoeee, dat was op het nippertje!’

‘Sst, ze kan je horen!’ sis ik. Ik loop richting het bos, weg van de buurvrouw. De wolf loopt op vier poten met me mee.

‘En je moet een halsband om de volgende keer!’

Met een ruk blijft de wolf staan. ‘Een halsband? Maar ik ben toch geen hond?’

‘Jawel, dat ben je wel! Wat denk je dat er gebeurt als de mensen ontdekken dat ik hier met een wolf over straat ga?’

De wolf komt naast me lopen. Hij zegt niks meer.

In het bos komt een wandelaar ons tegemoet. De man groet me, maar maakt van schrik een sprongetje als hij de wolf ziet. ‘Jemig! Als ik niet beter zou weten, zou ik denken dat u daar met een wolf loopt!’

‘Ja, dat zou wat zijn hè?’ roep ik. ‘Dan zou ik morgen in de krant staan!’

‘Ze schijnen hier toch al wel te zitten, mevrouw. Ik hoorde van mijn buurman dat hij er hier vorige week een heeft zien lopen.’ De wolf kijkt naar me op, maar ik negeer zijn blik.

‘O, echt? Nou, dan moeten we maar goed oppassen tijdens het wandelen. Fijne middag!’

Ik loop door, met de wolf dicht naast me. Als de man buiten gehoorafstand is hoor ik de wolf zachtjes mompelen. ‘Woef!’